BASJA
Zie Baësa.
J. van Donselaar (1936)
(de, -’s), 1. (hist.) negeropzichter over mede-slaven op een plantage (A.1). Hij was afkomstig uit Congo Luangu en heette Lua Lua. Hij werd op de plantage van mijn meester aangesteld als basja en was heel streng voor de andere slaven (Wooding 278). 2. man of vrouw die onder de kapitein een leidende functie heeft in een dorp van Bosnegers of...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: