Wat is de betekenis van Bar, bar?

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Bar, bar

1. bar: contant, baar; zuiver; ontbloot, vrij van; bar zahlen, contant betalen; gegen bar, à contant; der bare Hohn, gewoonweg een hoon; bare Münze, klinkende munt; etwas für bare Münze nehmen, iets voor goede munt opnemen; barer Ernst, zuivere ernst; es ist eine bare Unmöglichkeit, ’t is gladweg onmogelijk; barer U...