Wat is de betekenis van Āvŏco?

2025-07-23
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Āvŏco

(1); 1. eig., af-, weg-, terugroepen. 2. overdr., afleiden, arma, een loze aanval doen (bij het schermen), Quint. | van iets aftrekken, afbrengen, vervreemden, verre houden; verstrooien (storen of opvrolijken).

Gerelateerde zoekopdrachten