Autochthonen
(<Gr.), m. mv., oorspronkelijke bewoners van een land.
Winkler Prins (1949)
(Gr. autos: zelf, chthoon: aarde; dus: uit de grond zelf geboren), noemt men de oorspronkelijke bewoners van een landstreek.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. en v. mv. (Gr. chtoon = aarde: eig. uit de grond zelf geboren, d. i. oorspronkelijke bewoners van een land), ook: aborigines.
Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)
I.M. Calisch (1864)
autochthonen - m. mv. oorspronkelijke bewoners van een land, die uit de aarde zijn voortgekomen
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: