asvijster
(15e eeuw, vero.) (scheldw.) iemand die de ganse dag niets deed en een luizenleven had; iemand die steeds thuis bleef en voor niets de deur uitging. Ook. min. voor iemand die de vuilste werkjes deed. Letterlijk ging het om een persoon die bij de haard zat en af en toe het vuur opnieuw moest aanwakkeren met een blaasbalg. • Een asschevijster, d...