Aspīro
(adspiro) (1), I. intr., a. eig., ergens heen blazen, - waaien, (van de longen) lucht uitademen, (van de fluit) de toon aangeven, choris, Hor.; de h voor iets zetten, iets aspireren, consonantibus, Quint. | overdr., gunstig zijn, ondersteunen. b. praegn., iemd of iets (trachten te) naderen, zoeken te bereiken, er zich heen dringen,...