ascendens
ascéndens, - van Lat. ascendĕre (van ad, naar; scandĕre, klimmen), opstijgen: opstijgend, dwz. aan den voet kruipend of liggend, daarboven opgericht of schuin opstaand.
Dr. C. A. Backer (1936)
ascéndens, - van Lat. ascendĕre (van ad, naar; scandĕre, klimmen), opstijgen: opstijgend, dwz. aan den voet kruipend of liggend, daarboven opgericht of schuin opstaand.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
in opwaartse richting verlopend of bewegend. Ascensus omhoogverplaatsing, ook wel te hoge ligging.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Herman Pinkhof (1923)
(Lat.), opstijgend; ascendenten, bloedverwanten in de opstijgende lijn Ascensus (Lat.), het stijgen (toenemen, verergeren) eener ziekte. A. uteri, opstijging van de baarmoeder.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: