apengeil
1. (1986) (inf.) erg geil, wellustig. Syn.: geil* als boter. • Het gebeurt mij nogal eens dat ik apegeil ben geworden op een van mijn schoonmoeders. (Boudewijn Büch: Het bedrog. 1993) • Mijn oudere broers loerden de meisjes af. ‘Ze zijn vandaag wel apegeil en machtig mooi,’ zei mijn oudste broer. (Boudewijn Büch: De...