apenbakkes, apenbek
iemand met een lelijk gezicht, het gezicht van een aap. Het WNT haalt een volksrijmpje aan: ‘Zot, gek, apebek, vlooiennek! (gehoord te Leiden, ± 1922)’. Dat Apebakkus..., Zal dat myn Man zyn..., Die Stilleveeger, die geen tong heeft om te spreeken? (A. de Wit, De Wynoegst. Kluchtspel, 1698) De steward kwam terug en vroeg zachtaa...