anker (werktuig)
('ankər) o. (-s; -tje) [Lat. ancora) I. Eig. ijzeren werktuig bestaande uit een rechte staaf en twee armen met haken, om een ➝ schip of ➝ ballon vast te leggen: het (uit)werpen, laten vallen, lichten, verliezen; ten of voor komen, gaan; ten of voor leggen, liggen; het is het zinnebeeld der hoop; parapluanker. Gez. ergens zijn gooien. (uit)werp...