Wat is de betekenis van AFWERPEN?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afwerpen

(wierp af, heeft afgeworpen), 1. (kledingstukken, sieraden enz.) haastig en zonder zorg afdoen: een mantel, een doek, een gordel, een boezelaar, de hoed, de degen enz. af werpen; de soldaten wierpen hun ransels af; ook fig.: ’t jongelingskleed werd af geworpen ; — dc wapenen afwerpen, ze als een nutteloze las...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afwerpen

afwerpen - Werkwoord 1. (ov) iets van zich afschudden Zij slaagden erin het juk van de bezetter af te werpen. Woordherkomst samenstelling van af(bijwoord) en werpen(werkwoord)

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afwerpen

afwerpen - onregelmatig werkwoord uitspraak: af-wer-pen 1. haastig en zonder zorg afdoen ♢ hij wierp zijn mantel af 2. vervelende gedachten uit je hoofd zetten ♢ ik kon dat schrikbeeld niet van...

2025-07-28
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

afwerpen

(ov ww; wierp af; h. afgeworpen) wo - (de speer, discus) van zich afgooien, wegwerpen. • De coach zegt wel eens: ‘Je afwerpen is niet fel genoeg.’Of, bij het discuswerpen: ‘Let op je afworp, je arm is te laag.' (KRUKP)

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afwerpen

v., ôfsmite; (opleveren), opsmite; nut, voordeel —, fortuten dwaen.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afwerpen

wierp af, h. afgeworpen (1 v. klederen: haastig en zonder zorg afdoen: 2 verliezen; 3 opleveren): 1. zijn mantel afwerpen; het masker zijn ware gezindheid laten blijken; 2. de slangen werpen jaarlijks haar huid af: 3. vruchten afwerpen (beter: opleveren): nog: zegsw. het juk afwerpen zich met geweld bevrijden.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afwerpen

('af) (wierp af, heeft afgeworpen) 1. werpend verwijderen : een mantel -. ➝ masker, teugel. Syn. afschudden. 2. afleggen (1) : de slangen werpen jaarlijks hun huid af. Syn. ➝ afdoen (1). 3. naar beneden werpen : iemand de trap -. 4. uit zijn geest verdrijven : werp die kwellende gedachte af. 5. opleveren : vruchten -.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AFWERPEN

Afwerpen (wierp af, heeft afgeworpen), (kleedingstukken, sieraden en andere voorwerpen die het lichaam of een deel ervan omgeven of daaraan bevestigd zijn, die aangedaan, omgedaan, omgeslagen, voorgedaan of opgezet worden) haastig en zonder zorg afdoen een mantel, een doek, een gordel, een boezelaar, den hoed, den degen enz. afwerpen, de soldaten w...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Afwerpen

zie Afschudden. zie Afdoen.