Afsnijding
v. (-en), 1. het afsnijden (eig. en fig.): afsnijding van een uitwas, een wrat enz.; afsnijding van een draad, een weg, een gemeenschap, van hulpmiddelen,, van de vijand; afsnijding van betrekkingen ; 2. (in ’t. bijz. in de Protestantse Kerk) de kerkelijke handeling waarbij een lidmaat uit het kerkgenootschap geworpen wor...