Afsluiter
m. (-s), 1. (w. g.) persoon die afsluit: een afsluiter van de hekken aan de spoorweg. 2. werktuig om af te sluiten; toestel waarmee men een leiding kan openen of sluiten; — deel van de grendel van een vuurwapen, bestemd om de ligplaats van de patroon van achteren te sluiten.