Wat is de betekenis van Afschaffer?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afschaffer

m. (-s), iem. die iets afschaft of afgeschaft heeft, inz. iem. die geen sterke drank meer gebruikt en ook meestal anderen tracht te bewegen die niet te drinken; — lid van een afschaffiingsgenootschap ; (scherts.) hij is ook geen afschaffer, houdt wel van een glaasje.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

afschaffer

(19e eeuw) (euf.) geheelonthouder. Wat de betrokkene afschaft wordt hier angstvallig in het midden gehouden. • O, pa mag geen cognac drinken; pa is afschaffer! (J.B. Schuil: De Katjangs. 1912) • Ziet u dat krasse oudje daar alleen aan dat tafeltje met die twee onschuldige halfvolle glazen orangeade? Ik ben geen afschaffer, maar ik moet v...

2025-07-25
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Afschaffer

Geheelonthouder. Wat de betrokkene afschaft wordt hier angstvallig in het midden gehouden. Mobers laat een almanak zien uit de glorietijd. Tientallen pagina’s dichtbedrukt met namen van leden, uitgesplitst naar ‘geheelonthouders’ en ‘afschaffers’ (die wel zwakalcoholische dranken als bier dronken). NRC Handelsblad, 02-10-99

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afschaffer

m. -s, eig. iemand, die iets afschaft of buiten gebruik stelt, inz. sterke drank niet meer gebruikt; geheelonthouder.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afschaffer

('af) m. (–s) hij die afschaft inz. sterkedranken.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afschaffer

AFSCHAFFER, m. (-s), iem. die iets afschaft of afgeschaft heeft, inz. iem. die geen sterken drank meer gebruikt en ook meestal anderen tracht te bewegen dien niet te drinken; — een lid van een afschaffingsgenootschap; — (schertsend) hij is ook geen afschaffer, houdt wel van een glaasje. AFSCHAFSTER, v. (-s).

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)