Afmars
m., (van krijgsvolk) aftocht, mars van de plaats af, inz. het verlaten van een bezet punt: de troepen maken zich tot de afmars gereed.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., (van krijgsvolk) aftocht, mars van de plaats af, inz. het verlaten van een bezet punt: de troepen maken zich tot de afmars gereed.
Wiktionary (2019)
afmars - Zelfstandignaamwoord 1. het weglopen van een militaire eenheid, het terugtrekken van een militaire eenheid ♢ Was de doorsnee burger in 1989 nog de trotse bewoner van een imperiale en nucleaire supermacht, in de winter van 1992 was dezelfde Rus aan het woekeren met zichzelf. Die teloorgang had zich in...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
m. en v. ('af) het afmarcheren. Syn. afreis, afrit, aftocht, afvaart, vertrek. Tgst. →: aankomst.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: