Afhank(e)lijk
bn. (-er, -st), 1. steun of hulp behoevende v. anderen : jonge kinderen zijn zeer afhankelijk ; 2. ondergeschikt of onderworpen aan: iem. van zich afhankelijk maken, gezag, macht over hem krijgen; — zich van iem. afhankelijk maken, diens gezag erkennen, zich onder zijn gezag stellen; — in een afhankelijke betrekk...