Afgrond
m. (-en), (eig.) grondeloze diepte (met de bijgedachte van gevaarlijk), diepe rotskloof, eng dal, krater van een vulkaan, mijnput enz. met steile wanden : een bodemloze, gapende afgrond ; in een afgrond vallen, storten, werpen ; — (fig.) wat gij hun ook geeft, niets helpt: alles verzinkt in een afgrond; — onpeilbare...