Achter
I. voorz., 1. ter aanduiding van een plaatselijke betrekking, nl. het zich bevinden tegenover de voorzijde (de naar de beschouwer of spreker toegekeerde zijde); het tegenovergestelde van voor: achter een huis, muur; — (oneig.) hij trachtte zijn boze bedoeling achter schone beloften te verbergen; — dat ligt reeds achter...