adventicius
adventícius (-a, -um), - van Lat. advenīre (van ad, naar; ventre, komen), aankomen, van buitenkomen: van buiten komend, van een ander land komend, adventief.
Dr. C. A. Backer (1936)
adventícius (-a, -um), - van Lat. advenīre (van ad, naar; ventre, komen), aankomen, van buitenkomen: van buiten komend, van een ander land komend, adventief.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
1. in ’t alg., van elders komend, tepor, Cic. | in ’t bijz., uitheems, vreemd, genus (avium), trekvogels, Varr.; buitengewoon, toevallig, neven-, bij-. 2. bij de aankomst behorend, cena, welkomstmaal, Suet.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: