Admŏvĕo
mōvi, mōtum (2), ergens heen bewegen, 1. in ’t alg., bij, tot, naar, aan iets brengen, voeren, richten, leggen, zetten, honden, manum operi, de hand aan het werk slaan, Ov., manus alci, Liv., alci rei, Cic., zich vergrijpen aan, alci equum, voorbrengen, Liv., laevam, de linkerhand gebruiken, Cic., exercit...