Actief
(<Fr.-Lat.), I. bn. (...ver, -st), 1. werkzaam in ’t alg.; in 't bijz.: werkzaam in zijn ambt, toegewijd en flink : deze ambtenaar is zeer actief; — (R.-K.) actieve orden, verenigingen van kloosterlingen die zich wijden aan onderwijs, liefdewerken enz. ; — actieve lucht, lucht welke veel nevelvormende bestanddelen .bevat;...