Achterdeel
o. (...delen), 1. achtergedeelte: het achterdeel van een kalf, de twee achterbouten; — eufemisme voor: bil of billen; vgl. achterkwartier; 2. (veroud. en Zuidn.) nadeel, schade; 3. (Zuidn.) op zijn achterdeel zijn, achter, ten achteren zijn.