Accepteren
(accepteerde, heeft geaccepteerd), (<Fr.), aannemen; — in 't bijz.: door acceptatie aan-nemen een wissel op de vervaldag te betalen; — met betr. tot handelingen en omstandigheden: als onvermijdelijk, vergeeflijk, bevredigend, overtuigend enz. aanvaarden: dat kan ik zo maar niet accepteren.