Wat is de betekenis van aanspreking?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanspreking

v. (-en), de daad van aanspreken.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanspreking

('a:n) v. (-en) 1. Eig. het aanspreken. 2. Metn. Taalk. aangesproken persoon : in „ Vader, daar is je jongen” is vader de -.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanspreking

Aanspreking - v. (-en).