Aanschenden
(schond aan, heeft aangeschonden), (veroud.), 1. gewelddadig aantasten, aanranden, bestoken ; 2. (fig.) met smaadredenen of lasterlijke taal bejegenen ; schendig aanranden (het heilige): de Hemel aanschenden; 3. opstoken, aanhitsen. Ook AANSCHENNEN.