Wat is de betekenis van aanklampen?

(klampte aan, heeft aangeklampt), 1. met klampen vastmaken; 2. (zeew.) (een ander schip) op zijde schieten en zich er aan vast haken, aan boord komen ; (fig.) op de weg staande houden en aanspreken; in ’t bijz. met de bedoeling om geld te lenen of steun -en hulp te zoeken.

(1980) (wielr.) in de nabijheid proberen te komen van een andere renner of van een groep renners; proberen de voorgaande renner(s) bij te houden. 'Niet meer kunnen aanklampen': het tempo niet meer kunnen volgen. • Achteraf kun je zeggen dat we geluk hadden dat de Zwitsers ons toen passeerden. We konden aanklampen, en toen de gang er weer in za...

aanklampen - Werkwoord 1. enteren 2. (ov) aanspreken, vaak op hinderlijke wijze ♢ Op weg naar de vergadering werd hij aangeklampt door een lastige collega, die zich maar al te gegriefd voelde toen hij zei dat hij echt geen tijd had. 3. (inerg) zich net aan bij de rest voegen ...

Aanklampen - in de nabijheid proberen te komen van een andere renner of van een groep renners; proberen de voorgaande renner(s) bij te houden. Er waren vandaag vier cols. Op de eerste (de Marie Blanque) kon ik nog een beetje aanklampen. - Maarten Ducrot, Berichten uit de Tour de France (1983) ​

aanklampen: of accrocheren; veel moeite hebben om het tempo van het peloton of van een kopgroep te volgen.

In de nabijheid proberen te komen van een andere renner of van een groep renners; proberen de voorgaande renner(s) bij te houden. ‘Niet meer kunnen aanklampen’: het tempo niet meer kunnen volgen. Aanklampen was het enige dat Joop nog kon. (Wielerexpress. 1988) Dekker heeft het aanklampen tot kunst verheven. Vanuit dat aanklampen wordt hij in volle...

(onov ww; klampte aan; h. aangeklampt) - zich (met moeite) aansluiten bij een renner of groep renners die voor rijdt: bij het groepje aanklampen, maar nét de aansluiting kunnen vinden bij een groepje renners; in het wiel aanklampen, aan het achterwiel van een voorrijdende renner gaan ‘hangen’ omdat het tempo eigenlijk net te hoog is of berekenend o...

v., oanklamp(j)e; iem. — immen oan wêze, immen geweken nimme.

klampte -, h. -geklampt (1 scheepst. met klampen vastmaken; enteren; 2 fig. iem. onderweg aanspreken of staande houden): 1 een schip -; 2 een oude kennis klampte mij -.