Letterlijk ‘wit ballet’, balletgenre uit de periode van de romantiek (1830-1860). Enkele van de algemene ideeën van de romantiek (verheerlijking van het geestelijke boven het stoffelijke, verheerlijking van de natuur als toevluchtsoord, verheerlijking van het exotische; de verbeelding en de mystiek halen het op de realiteit en de materie) werden op wonderbaarlijke wijze door het ballet uitgedrukt.
De Griekse goden waren niet langer de hoofdfiguren zoals in de barokke hofballetten. Het verhaal was voortaan een trieste liefdesgeschiedenis over elfen en nimfen. De decors veranderden van paleizen in wouden en valleien, verlicht door een treurende maan achter dichte nevels. Kortom, gedanste drama’s onder het motto: terug naar de natuur.Om deze inhoudsverandering te kunnen doorvoeren, moest men ook de uitdrukkingswijze veranderen. Een nimf en een elf zijn nauwelijks voelbaar, ze zweven door de lucht. Hun kleding is doorschijnend en wit als de nevel zelf. De pompeuze kostuums uit de vorige periode zouden hier misplaatst zijn. De danseres draagt nu de tutu met de lange, witte gazen rok en heeft een bloemenkroontje en vleugeltjes. De benen worden bedekt met een soort van kousen, uitgevonden door de heer Maillot, vandaar de naam van dit kledingstuk.
Zo ontstond het ballet blanc omdat wit welhaast de enige gebruikte kleur was. De lange of romantische tutu zou alsmaar korter worden. Dat ging gepaard met een steeds ingewikkelder techniek. De korte of klassieke tutu dateert uit de periode van de neoromantiek (1880-1900). Sommige historici beweren dat de tutu’s van het ballet blanc helemaal niet wit maar lichtblauw waren. Het is inderdaad zo dat door een bepaalde belichting een lichtblauwe tutu witter lijkt dan een witte en het onwezenlijke effect wordt er beter door bereikt. Bij dit soort van danskostuum behoren de pointes.
Het ballet La Sylphide was de werkelijke start van het ballet blanc. Het werd gecreëerd op 12 maart 1932 met Marie Taglioni in de rol van de nimf of de sylphide. De koreografie was van haar vader Filippo Taglioni en de muziek van Jean Schneitzhöffer. In dit ballet werd voor het eerst tijdens een opvoering in de Parijse Opera gebruik gemaakt van de tutu en van de pointes. Ook de inhoud beantwoordde volledig aan een romantisch gegeven: een bovennatuurlijk wezen, een nimf, wordt verliefd op een sterfelijke jongeling. La Sylphide wordt nog steeds opgevoerd en staat op het repertoire van heel veel balletgezelschappen.
Als absoluut hoogtepunt van het ballet blanc en tevens van heel de romantische periode wordt het ballet Giselle genoemd. Het werd gecreëerd door Carlotta Grisi en Lucien Petipa, broer van de beroemde koreograaf Marius Petipa. Jean Coralli en Jules Perrot werkten samen aan de koreografie. Adolphe Adam componeerde de muziek. De première had plaats in de Parijse Opera op 28 juni 1841. Giselle, een boerenmeisje, pleegt zelfmoord omdat ze bedrogen werd door Albrecht, een prins.
Haar geest verrijst uit het graf en verhindert de dood van de prins door met hem te dansen. Dit ballet is een echt proefstuk voor de ballerina. In de eerste akte moet zij over een geweldig dramatisch talent beschikken, in de tweede akte over techniek, beheersing en gevoel. Tot de voornaamste danseressen die deze rol vertolkten, behoren zeker: bovengenoemde Carlotta Grisi, Jelena Andrejanova (de eerste Russische Giselle in 1842), Mary Ann Lee (de eerste Amerikaanse Giselle in 1846) en de andere romantische danseressen Lucille Grahn, Fanny Cerrito en Fanny Elssler. In de twintigste eeuw waren het o.a. Anna Pavlova, Tamara Karsavina, Olga Spessivtseva, Galina Oelanova, Alicia Markova, Margot Fonteyn, Yvette Chauviré, Alicia Alonso, Ekaterina Maximova, Natalia Bessmertnova en Eva Evdokimova.
Nog een merkwaardig ballet blanc is de beroemde Pas de Quatre. Vanuit koreografisch standpunt beschouwd, is dit werk niet zo belangrijk, maar het ballet bracht de vier grootste romantische danseressen samen op het podium. Uit verhalen weten we dat de dames Marie Taglioni, Lucille Grahn, Carlotta Grisi en Fanny Cerrito veel moeilijkheden maakten over de volgorde van hun variaties. Uiteindelijk werd beslist dat de jongste zou beginnen. Marie Taglioni kreeg de eer te sluiten. De Pas de Quatre werd gedanst op 12 juli 1845 te Londen in Her Majesty’s Theatre ter gelegenheid van de verjaardag van koningin Victoria van Engeland. De muziek was van Cesare Pugni, koreograaf van dit waagstuk was de danser Jules Perrot.
We moeten een onderscheid maken tussen de oorspronkelijke ballets blancs, gecreëerd tussen 1830 en 1860 en de balletten uit de neoromantische periode, die ook met witte tutu’s werden gedanst. Twee voorbeelden hiervan zijn de tweede akte uit Het zwanenmeer (Marius Petipa - Peter Tsjaikovski) en Les Sylphides (Michel Fokine - Frédéric Chopin).
Tegenhanger van het ballet blanc is de karakterdans, eveneens populair geworden tijdens de romantische periode.
Zie ook: romantische balletten en karakter dans, tutu en pointes.