Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Zwarte zwaan

betekenis & definitie

Witte zwanen op een zonovergoten vijver leveren een prachtig beeld, maar hun tegenhangers, de zwarte zwanen, zijn bij een goede belichting minstens zo fraai. De donkere verschijningen – alleen aan de vleugels schitteren wat witte veren – zijn fascinerende decoraties voor elke waterpartij.

Echt zwart zijn ze niet, de kleur gaat naar de donkerbruine kant en wordt gebroken door iets lichtere randen langs de veren. Ze zijn heel gemakkelijk in gevangenschap te houden en passen zich goed aan allerlei klimatologische omstandigheden aan; alleen bij erg strenge vorst moeten ze een beschut plekje hebben – waar wel water dient te zijn om de vetklier aan de stuit actief te houden. Praktisch overal in de wereld worden ze daarom als zeer gewaardeerde sierwatervogels gehouden.

Er is over deze Australische dieren in de loop der jaren heel wat te doen geweest wat hun broedtijd in gevangenschap betreft. Ze houden er namelijk de gewoonte op na, op de meest onverwachte momenten een nest te bouwen en eieren te leggen. Aanvankelijk meende men dat ze zich hielden aan de oude broedtijd in hun vaderland, het voorjaar, die in Australië zo omstreeks september, oktober begint. Toen de tijden niet bleken te kloppen en ze zich niet aan ons voorjaar stoorden, werd de gedachte geopperd dat ze nog onder invloed stonden van het ritme uit hun vroegere woonstreken, dat ze dus in dezelfde maanden zouden broeden als in Australië. Maar ook daarvan bleken ze zich niets aan te trekken. Het lijkt daarom niet onmogelijk dat zowel het uit Australië geërfde ritme als de drang om bij het langer worden van de dagen te gaan broeden, het gedrag van de vogels beïnvloedt zodat ze zelf niet meer ‘weten’ waaraan ze zich moeten houden.

Daardoor broedt de ene zwarte zwaan hartje zomer, terwijl de andere de winter uitkiest om op eieren te gaan zitten. Sommige blijven nog enigszins consequent door de eenmaal uitverkoren periode in het vervolg aan te houden. Andere zijn daarentegen zo in de war dat ze wel vier maal per jaar een nest maken en eieren leggen. Twee nesten per jaar is al heel gewoon.

Het nest is een groot, open geval, opgebouwd van twijgen, waterplanten en dergelijke en heeft een vrij hoge, opstaande rand. Het wordt bij voorkeur in moerassig gebied of op kleine eilandjes gebouwd. In tegenstelling tot andere zwanen neemt ook het mannetje aan het broeden deel; hij zit meestal overdag op het nest, terwijl het wijfje de donkere uren voor haar rekening neemt.

Vroeger kwamen zwarte zwanen in zeer grote aantallen in Australië voor. Kolonisatie heeft hun aantal sterk teruggedrongen, hoofdzakelijk om de simpele reden dat ze een goed smakend gebraad opleveren. Speciaal in de ruitijd, wanneer ze niet kunnen vliegen, werden er duizenden doodgeknuppeld. Ook de eieren werden bij duizenden geraapt. Tegenwoordig zijn er wel zekere beschermende maatregelen, maar daar schijnt zo dikwijls tegen te worden gezondigd dat de aantallen in Australië langzaam maar zeker naar een beangstigend minimum gaan. Gelukkig zijn ze jaren geleden in Nieuw-Zeeland ingevoerd, waar ze het uitstekend doen.

Zo goed, dat ze nogal eens ernstige schade aan te velde staande gewassen toebrengen. Voor uitsterven behoeft niet te worden gevreesd, zeker niet wanneer men de vele tienduizenden exemplaren in aanmerking neemt die elders in de wereld leven, tot in talloze stadsparken toe.

Onder normale omstandigheden zijn zwarte zwanen vrij makke dieren. In de ruitijd echter gedragen ze zich, begrijpelijk, bijzonder schuw. Een zwarte zwaan die in Artis op een winterse dag onder het ijs schoot en op het nippertje door de verzorger werd gered, raakte de volgende jaren in de periode waarin hij zijn oude pakje voor een nieuw verwisselde, steeds weer in een ongewoon gedeprimeerde toestand. Hij scheen van zijn avontuur het een of andere complex te hebben overgehouden dat hem in de ruitijd, de periode waarin hij van nature al bang is, in doorlopende staat van angst bracht.

Totale lengte 100-110 cm; wijfje iets kleiner, met wat kortere hals.

Voornamelijk bruinzwart; veren met lichtere randen. Lichter aan buikzijde. Witte grote slagpennen, rode snavel met witte band, zwarte poten, rode ogen.

Voedsel: Waterplanten en ook kleine waterdieren.

Groot takkennest, gestoffeerd met dons; 4-8 lichtgroene eieren; broedtijd 35-37 d; beide ouders broeden. Jongen effen bruingrijs, lichte buik, bruinachtige pootjes, zwarte snavel. Krijgen na ca 3 mnd jeugdkleed.

Trompetachtige roep, vooral bij vliegen van ene voedselplaats naar andere en speciaal bij maanlicht. Kan meer dan 20 j worden.

Zie ook eenden, ganzen en zwanen.

Black Swan • Schwarzschwan, Trauerschwan • Cygne noir

Cygnus atratus.

< >