Het gebied, dat in de oudheid door de Sumeriërs werd bewoond; het omvat de Mesop. laagvlakte boven de Perz. golf met als belangrijkste steden Eridu*, Nippur*, Ur*. Uruk*, Kisj*.
Lagasj*, Isin, Larsa*. Sippar. Het staat nog niet vast, wanneer de Sumer. dit gebied zijn binnengetrokken. Vermoedelijk zijn zij uit het O. bergland afkomstig. Hun taal, het Sumerisch, biedt in dit opzicht geen aanknopingspunten, want zij staat nog geheel geïsoleerd. Het is een taal v.h. zog. agglutinerende taal-type.
De pre-literaire periode wordt - voor zover er aardewerk wordt aangetroffen - ingedeeld naar de aard hiervan, waarbij men de verschillende soorten naar hun eerste vindplaats pleegt te benoemen. Enkele vondsten kunnen wellicht met Hassuna-aardewerk* worden vergeleken. Het oudste, typisch zuid. aardewerk kwam tot dusverre in Eridu* aan het licht en wordt dus Eridu-aardewerk genoemd. Deze zelfde lagen hebben ook een reeks van belangrijke tempels* opgeleverd. Op de Eridu-cermamiek volgt het Hadj Mohammed-aardewerk, waarop weer de Obeid-ceramiek aansluit. De Obeid-kultuur heeft zich getuige de vindplaatsen v.d. ceramiek en de typische tempels - over een uitgebreid gebied verspreid, en wordt ook aangetroffen in Tepe Gawra*, Arpachiya*, Chagar Bazar*.
Sakje Geuzi*. Het is dan ook niet zeker of de Obeidkultuur die v.d. Sumeriërs is. Aangenomen wordt, dat de volgende periode, die van het Uruk-aardewerk, wèl Sumer. is. Deze periode vormt de overgang v.h. Chalkolithicum* naar Vroege Brons-tijd en hierin hebben de dorpsgemeenschappen v.d. voorafgaande periodes zich tot stad-staten* ontwikkeld.
De heiligdommen van Uruk*, gebouwd tegen het einde van deze periode en begin volgende zijn van indrukwekkende afmetingen. Men zou misschien ook van Tempelstaten kunnen spreken, want in deze periode moet de macht nog geheel in handen v.d. priesters zijn geweest: de tempel vormde het centrum v.d. gemeenschap. Als vrucht v.d. tempel-economie mag men ook de uitvinding v.h. spijkerschrift* beschouwen, terwijl ook de cylinder-zegels*, typisch geschikt om op kleitabletten te worden afgerold, werden uitgevonden. De architectuur, het schrift, maar vooral de sculptuur werden in een latere periode (Djemdet-Nasr) verder ontwikkeld. Sommige vondsten wijzen op handelsbetrekkingen met Egypte en Mohenjo-Daro* en Harappa*. Met genoemde periode wordt het pre-literaire tijdvak afgesloten ; de volgende wordt Vroeg-Sumerische of Vroeg-Dynastische genoemd en de eerste fase hiervan heet Mesilim-tijd, naar Mesilim van Kisj, een koning, van wie in Lagasj* een strijdknots met inschrift werd gevonden, aan een godheid gewijd.
De bouwkunst van deze periode heeft de eerste profane bouwwerken opgeleverd (stadsmuren en paleizen). Ook Mari* was in deze tijd een bloeiende stad en hier werd in deze tijd een Isjtar-tempel gebouwd. In Assur en in Mari werden beelden uit deze periode gevonden in Sumer. stijl en Sumer. kleding. Ook de spreiding v.d. cylinder-zegels bewijst dat er in deze periode een culturele eenheid bestond tussen het Z. en de streek in het N., langs Eufraat en Tigris. Men neemt aan, dat in dit tijdvak de Sumeriërs v.h. Z. zich met de Semit.
Akkadiërs v.h. N. hebben verenigd. Na een periode van overheersing van Kisj ontstond er een machtstrijd met Uruk*, waarvan men een literaire neerslag vindt in het epos „Gilgamesj en Agga van Kisi”. In deze tijd werd Uruk ommuurd met een muur, waaraan altijd de naam van Gilgamesj verbonden gebleven is. Hierna kwam het centrum v.d. macht in Ur te liggen. De Ie dyn. van Ur (de 3e na de zondvloed volgens Sumer. opvatting) dateert men tussen 2479 en 2302 v.C.
In Lagasj heerst ong. gelijktijdig met deze Ie dyn. van Ur de dyn. van Ur-Nansje. Het is merkwaardig, dat Lagasj, dat vermoedelijk toch meer het karakter v.e. Sumer. „provincie-stad” gehad heeft, zo veel meer historische documenten heeft opgeleverd dan Ur, dat in dit tijdvak „hoofdstad” was. De beroemde koningsgraven van Ur* (die misschien priestergraven zijn) stammen uit deze periode terwijl Lagasj zeer belangrijke vondsten biedt zoals de gierstèle van Eannatum en de zilveren vaas van Entemena; van groot historisch belang is de tekst van Urukagina, de eerste sociale hervormer, die de geschiedenis kent. Het heeft er alle schijn van dat hij met zijn hervormingen tevergeefs getracht heeft de oude Sumer. maatschappij-structuur te redden. De Vroeg-Sumer. periode vindt zijn einde door de opkomst van Sargon* (2242-2186 v.C.), die zich in Kisj v.d. macht meester maakte en daarna Lugalzaggisi van Umma versloeg, die het Z. tot eenheid gebracht had, maar tegen de veroveraar uit het N. niet opgewassen bleek.
Met de nog niet geïdentificeerde stad Agade* als centrum stichtte Sargon een nieuw wereldrijk, dat zeer grote delen v.h. Nab. O. (ook het Perz. bergland en het O. deel van KI. Azië) omvat heeft. Nog geen eeuw nadat Agada zo wonderlijk snel tot bloei was gekomen ging het echter al weer ten onder. De Guti, een barbaars bergvolk uit het O. daalde naar de vlakte af en trok plunderend door heel het land.
Utuchegal van Uruk weet Sumer v.d. plaag te bevrijden, maar lang weet hij zich niet te handhaven; Ur-Nammu, de stichter v.d. 3e dyn. van Ur en aanvankelijk stadhouder van Utuchegal, neemt de macht over (2044 - 2027 v.C.). Hiermee begint het tijdperk v.d. Sumer. renaissance. Voor deze periode zijn de opgr. in Ur en Lagasj weer van groot belang geweest: uit dit tijdvak dateert de zikkurat van Ur-Nammu en talloze beelden van Gudea en zijn zoon Ur-Ningirsu. Kultureel is deze periode van veel minder belang dan de Vroeg-Sumer. tijd, maar in historisch opzicht is zij van niet te onderschatten betekenis, omdat hier de samensmelting van Sumer. en Semit. bevolkings-elementen, die bepalend zal zijn voor de gehele verdere geschiedenis van Mesop., haar voltooiing vindt. Toen de 3e dyn. van Ur het veld moest ruimen, zetten de dynastieën van Isin en Larsa nog gedurende enige tijd de Sumer. tradities voort.
In literair opzicht is dit tijdvak van groot belang, omdat de Sumer. teksten uit Nippur die de voornaamste bron voor onze kennis v.d. Sumer. letterkunde en religie vormen, voor het grootste deel in dit tijdvak werden opgetekend.De opkomst van Hammurabi* (1724-1682 v.C.) betekende het definitieve einde van Sumer als politieke realiteit, maar de Sumer. letterkunde en ook de taal zullen dan nog lang belangrijk blijven, de eerste als inspiratiebron voor de Babylon.-Assyr. literatuur en de tweede als taal van de wetenschap en als taal v.e. deel der kultus, te vergelijken met de rol v.h. Latijn i.d. West. kultuur.