iemand die de plantkunde beoefent.
iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met het onderzoek naar en de beschrijving van planten; botanicus; botanist.
Voorbeelden:
De tabaksplant is, zoals de gewone aardappel en de tomaat, lid van de grote Solanacea-familie van planten, die zo genoemd wordt omdat ze troost bieden aan hun gebruikers. Plantkundigen gaven de plant de naam Nicotiana, ter ere van Jean Nicot, een diplomaat waarvan gezegd wordt dat hij de plant in 1560 naar Frankrijk heeft gebracht.
http://www.studiant.be/g2jp/html/tabak.htm
Nu betreden de botanici het toneel. Coniferen (dat zijn taxus, den en spar) zijn transparanter voor wind dan loofbomen, zeggen zij. Naalden of brede bladen, dat maakt veel uit, ook bijvoorbeeld voor zoiets als het vasthouden van regenwater. Maar welnee, zeggen andere plantkundigen, de wind wordt door coniferen en loofbomen in volstrekt gelijke mate tegengehouden.
NRC, 1995
De Arum, aronskelk of reuzenaronskelk (ook aronsbaard, aronsstaf, kalfsvoet of speerwortel genoemd) is gisteren opengebloeid [...]. Dat gebeurde in Kew Gardens, de Londense plantentuin, waar honderden bloemenliefhebbers en plantkundigen op de lang verbeide - al 33 jaar - gebeurtenis stonden te wachten.
De Standaard, 1996
Het westen van Voeren blijkt op deze kaart tot het zogenaamde 'Brabants district' te behoren. De grens met het meer oostelijke 'Maasdistrict' moet zich ergens ter hoogte van Schoppem bevinden. De kans dat we er ooit een officiële grensovergang zien, is klein. Het zijn grenzen die plantkundigen getrokken hebben op grond van hun waarnemingen. Vaak met de natte vinger als belangrijkste werkinstrument en vooral gebaseerd op hun eigen intuïtie.
http://home.planetinternet.be/groenvoer/index.htm#natuur, 1996