geen oxidatie, maar een omzetting bij een temperatuur beneden 14 C van wit tin met kristallijne structuur (s.g. 7,3) tot grijs tinpoeder (s.g. 5,8). Eerst verschijnen er vlekjes die uitgroeien tot wratten en geleidelijk valt het gehele voorwerp uiteen: het is zeer moeilijk dit omzettingsproccs tegen te houden: het verdient derhalve aanbeveling antiek tin niet op onverwarmde plaatsen te bewaren.
Loodhoudend tin is minder onderhevig aan dit verschijnsel.