De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Nederlandse meubelen

betekenis & definitie

Hoewel de Nederlanden - en vooral Vlaanderen en Brabant aan de ontwikkeling van het gotische meubel een belangrijk aandeel hadden, zijn er in die internationaal georiënteerde periode geen specifiek Nederlandse meubelen tot stand gekomen. Ook de renaissance bracht hier, althans in de eerste helft van de 16de eeuw, geen verandering, want de vroeg-renaissance handhaafde de uit de gotiek bekende meubelvormen.

In de tweede helft van deze eeuw was het vooral de Vlaming Hans Vredeman de Vries die met zijn ornamentboeken een markant stempel drukte op de ontwikkeling van de meubelstijlen. Het hoogtepunt van dit proces ligt rond 1600; in deze tijd ontstaan talrijke variaties in vormgeving en constructie die het karakter van het Nederlandse meubel voor de eerstvolgende vijftig jaar goeddeels bepalen. Vooral gaan de kasten een grote verscheidenheid vertonen die grotendeels het gevolg is van het verschil in regionale opvattingen. Het normale prototype van de vierdeurskast krijgt een Vlaamse, Zeeuwse, Hollandse en Friese variatie. Binnen de Hollandse standaardvorm ontstaan als ondervariaties de kolommen- en beeldenkast. Van de tweedeurskasl ontwikkelt zich een Utrechts, Gelders, Drents en Fries type.

Naast de wangen- en kolomtafel ontslaat als trektafel de typisch Nederlandse bolpoottafel; nieuwe modellen klaptafels zijn de gate leg table (in Nederland vermoedelijk aangeduid als hangoortafel) en de klap-aan-de-wand. Daarnaast komen nog verscheidene vormen vierkante tafels tot ontwikkeling, o.a. de betaaltafel. Combinaties tussen kast en tafel leiden in deze tijd ook tot enkele kleinere meubeltypen, o.a. het tafelkaslje en het tafelkabinet. Typisch Nederlands is ook het linnenpersje, vaak met bijbehorend tafeltje. De tweede helft van de 17de eeuw transformeerde de panelenkasten van de renaissance tot de barokke kussenkasten. zo genoemd omdat de panelen verdikt werden tot zgn. kussens: uitspringende afgeknotte piramiden, waarop vaak nog een versiering van geribde lijsten van donkerder hout (robbellijsten). Kroonlijst en basement zijn vaak sterk geprofileerd.

Ook hierin komen variaties voor, zoals de kolom-kussenkast met op de lijsten vrijstaande kolommen, of de pilaster-kussenkast, met in plaats van de kolommen pilasters (halfzuilen) en de rankenkast met festoenen in reliëf. De Friese keeft, de Gelderse kast, de tafelkast en het tafelkabinet blijven zich de hele 17de eeuw handhaven; uit beide laatste meubelen ontstaat met de opkomst van de marqueterietechniek in het laatste kwart van de eeuw het sterrenkabinet. De zware bolpoottafel blijft ook tijdens de barok in zwang; daarnaast ontstaan pronktafels naar Frans voorbeeld. Met de grote variatie van specifiek Nederlandse meubelen is het in de 18de eeuw goeddeels afgelopen; zoals ook elders in Europa wordt in de officiële mode het Franse voorbeeld nagevolgd. Hen uitzondering vormt het grote 18de-eeuwse kabinet, dat de tweedeurskussenkasten verdringt en de hele eeuw door in enkele variaties voorkomt. Bij dit kabinet is de oorspronkelijke tafel vervangen door een ladenkast; het principe van een losse onder- en bovenkast blijft echter gehandhaafd.

Aldus ontstaan het orgel- en buikkabinet en de vitrinekast. Kostbare exemplaren zijn gemarqueteerd in edele houtsoorten; voor eenvoudiger uitvoeringen wordt eikehout gebruikt. Verdere specifiek Nederlandse vormen vindt men voortaan uitsluitend onder de streekmeubelen. Het is bij Nederlandse meubelen een grote zeldzaamheid wanneer op een stuk de naam van de maker is aangebracht. Daardoor blijven de talloze goede schrijn- en plakwerkers die ons land heeft voortgebracht helaas gehuld in het duister der anonimiteit.

< >