De renaissance komt in Frankrijk kort voor 1500 tot ontwikkeling. De regeringsperiode van Frans I (1515-1547) omvat de vroege renaissance: de tijd onder Hendrik II (1547-1559) wordt meestal gemakshalve gehanteerd voor de hele tweede helft van de 16de eeuw, de hoge renaissance.
Laatstgenoemde periode vertoont in toenemende mate maniëristische tendensen die ca. 1600 hun hoogtepunt bereiken. Dan breekt het tijdperk aan van de Lodewijkstijlen. Onder Lodewijk XIII vindt de overgang plaats van renaissance naar barok. De bloeitijd van de barok valt samen met de lange regeringsperiode van Lodewijk XIV (1643-1715), de barok mondt en in het rococo; een overgang tussen beide verwante stijlvormen vormt het Régence (1715-1723), tijdens welke periode de hertog van Orleans optreedt als regent voor de minderjarige Lodewijk XV. Het rococo valt samen met de tijd onder Lodewijk XV (1723-1774). Omstreeks 1750 komt een nieuwe classicistische stroming op, die met het rococo parallel blijft lopen tot ca. 1770 en vervolgens de overhand begint te krijgen.
Dit proces is bij de troonsbestijging van Lodewijk XVI nog in volle gang. Zo wordt de periode onder Lodewijk XVI de eerste uitgesproken classicistische stijlperiode (1774—1793). Tijdens het Directoire (1795-1804) is een tendens waarneembaar naar een strenger classicisme, dat tot volle ontwikkeling komt tijdens de dictatuur van Napoleon Bonaparte onder de naam empire (1804-1814). De massale afslachting van Frankrijks culturele bovenlaag tijdens de Revolutie, gevolgd door de opheffing van de gilden in 1791 bleek een artistiek vacuüm te hebben veroorzaakt dat groter was dan een verarmde en verburgerlijkte cultuur vermocht te herstellen. Het tijdperk van de neostijlen was aangebroken. De periode van de Restauration (1814-1830) komt tot weinig meer dan een versoberd, burgerlijk soort empire. Hieraan heeft de volgende periode van Louis Philippe (1830-1848) weinig markants toe te voegen. Ook het Second Empire (1852 1870) vermag met het aan elkaar knopen van weer andere stijlen uit de gildentijd niets beters te bereiken.