(Eng., letl. bloemkoolgoed), groen en geel loodverglaasd aardewerk in de vorm van (bloem)kolen en allerlei vruchten, een soort trompe l'oeil die vooral in de tweede helft van de 18de eeuw in Engeland in zwang was. Veel van dit aardewerk werd gemaakt in Chelsea, Worcester en I.ongton Hall.
Ook de namen van pottenbakkers als Wedgwood, Greatbatch, Whieldon en Littler zijn met het genre verbonden.