Staande klokken werden reeds in 1690 gemaakt, vooral in Pennsylvania, o.a. door A. Cottey.
Aanvankelijk volgde men de stijl van de Engelse klokken: rechte kap en een onversierde kast, wellicht onder invloed van de Quakers. Wijzerplaat van metaal, ca. 28 x 28 cm, soms voorzien van maanstanden of een kalender. Rond 1725 komen er klokken met getoogde wijzerplaat, ronde kap en cindornamcnten. Rond 1740 is de kap ook geloogd. Kenmerkend is de versiering op de kap die 'whale’s tail' wordt genoemd, voor het eerst toegepast in 1790 door klokkenmakers als T. Harland en A. en S.
Willard. Het uurwerk zelf is van messing of van hout gemaakt, i.v.m. de metaalschaarste. Dertig-uurse en achtdaagse uurwerken. In de 19de eeuw werden ook kleine staande klokken gemaakt. Vanaf 1800 ontstaat een grote produktie van typisch Amerikaanse, houten consoleklokken, aangedreven door gewichten, vermoedelijk voor het eerst gemaakt door de familie Willard. Oudste type is de Massachusetts shelf clock: andere types zijn lierklokken en klokken in de vorm van een vuurtoren.
Vele klokken hebben een niervormige wijzerplaat. Ook veel varianten van de Connecticut shell' clock, zoals pillar-and-scroll en box-case. spiegelklok en ojiefklok. Andere soorten zijn: acorn clock, beehive clock en torenklokken. Groot aantal hangklokken: wag-on-wall, coffin, banjo, lyre en girandole clocks. Tot het einde van de 18de eeuw werden de klokken gemaakt door onafhankelijk werkende klokkenmakers, daarna begint de massaproduktie: de bekendste klokkenfabriek is de Ansonia Clock Company.