Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Zuivelfabrieken

betekenis & definitie

Er bestaan in Ned. (eind 1956) 540 z., waarvan 395 coöp. en 145 particuliere. Van de laatste zijn de meeste in Z.Holl., Utr. en N.Holl. gevestigd, echter ook nog een 27-tal in Friesl. en Gron.

Het aantal z. is vroeger aanmerkelijk groter geweest. Er heeft echter een concentratie onder de coöp. bedrijven plaatsgevonden. Vele kleine, weinig econ. bedrijfjes zijn tot grotere fabrieken samengevoegd. In de steden telt men verschillende kleine melkinrichtingbedrijfjes, die tevens nog wat boter maken. Daar tegenover zijn er in de grote steden grote melkinrichtingen, welke soms tevens melkproductenfabrieken zijn. In de zandstreken waren de zuivelbedrijven oorspronkelijk uitsluitend voor boterbereiding ingericht, met een grotere of kleinere afdeling voor de bereiding van consumptiemelk, als er een bevolkingscentrum in de buurt lag.

In de laatste jaren zijn verschillende aanvankelijk uitsluitend boter makende bedrijven ook kaas en/of melkpoeder gaan maken. In Friesl. en Gron. had men van den beginne af aan boter- en kaasfabrieken. In N.Holl. is men begonnen met kleine dagkaasfabrieken. Later is daar een concentratie tot stand gekomen en hebben de kleine bedrijfjes voor grote z. plaats moeten maken. In België waren in 1954 243 zuivelfabrieken waarvan 117 coöp. en 126 particuliere zuivelfabrieken. Van de 117 coöp. zuivelfabrieken bevinden er zich 78 in het Vlaamse land.

Deze laatste overtreffen in belangrijkheid de coöperatieven van Wallonië. Ook bestaan er 6 intercoöpcratieven die tot doel hebben de melkoverschotten van de aangesloten coöperaties op te nemen en te verwerken tot kaas, condensmelk en melkpoeder.

< >