1. (dierk.) Ziekelijke ophoping van vocht in weefsels of lichaamsholten. Zo spreekt men van buik-, borst-, hersen- of huidwaterzucht.
De oorzaak is meestal een stuwing in de bloedvaten, waardoor het vocht als het ware wordt uitgezweet ; het vocht is dan inderdaad waterig. Soms ook is het een gevolg van ontsteking, waarbij het vocht vaak meer een etterig aspect vertoont. De behandeling, indien mogelijk, is afhankelijk van de oorzaak en de plaats. Soms komt buikwaterzucht voor bij ongeboren kalveren; dit kan de verlossing in ernstige mate bemoeilijken. Ook hersenwaterzucht (waterhoofd) kan geboortemoeilijkheden ten gevolge hebben, als het bij de vrucht voorkomt. Dgl. dieren zijn niet levensvatbaar (z. Oedeem). 2. (plantk.) Ziekelijke toestand van vruchtbomen, waarbij op stam en takken opzwellingen ontstaan {z. Oedeem).