De invloed van overtollig water op het landbouwkundig gebruik van de grond. W. zal optreden indien neerslag, kwel of water toestromend uit omliggende gebieden niet of onvoldoende wordt afgevoerd.
W. uit zich door een waterstand, die langdurig hoger is dan de meest gewenste waterstand (z. Ontwateringsdiepte), door natte plekken in en slecht opdrogen van het land, door een slechte ontwikkeling van het gewas en door bleekgroene, groengele verkleuringen in het gewas, door het optreden van bepaalde onkruiden biezen, speenkruid, enz.). Voorts tekent w. zich af in het bodemprofiel, veelal in de vorm van verdichte lagen en gley-verschijnselen.De werkelijke invloed van w. ligt in het luchtgebrek, dat bij te hoge waterstand in de wortelzone optreedt. De wortelactiviteit neemt af, de wortels kunnen zelfs afsterven. Voorts doet luchtgebrek de bacteriënactiviteit teruglopen, waardoor de voedselhuishouding van de grond verstoord wordt en onder bepaalde omstandigheden giftige stoffen kunnen worden gevormd.
Natte gronden hebben in het voorjaar meer warmte nodig om in temp. te stijgen. Zij blijven lang koud, hetgeen in deze periode, waarin warmte de groei beheerst, achterstand in de ontwikkeling van de gewassen kan veroorzaken. Op kleigronden moet men vrezen voor structuurbederf; door de waterovermaat vallen de aggregaten op den duur uiteen. De bewegingsmogelijkheid van kleibouwland wordt door w. beperkt. Bij beweiding van natte graslanden leidt de vermindering van de draagkracht, vooral op veengronden, tot stuktrappen van de zode.
Op zeer natte gronden kunnen in vorstperioden de te velde staande gewassen stuk vriezen. Door al deze factoren is de gebruiksmogelijkheid van natte gronden veel beperkter dan van goed ontwaterde. M.n. de gewassenkeuze en de gewasopbrengst worden ongunstig beïnvloed. Voorts zal op bouwland een versterkte onkruidgroei, op grasland een ongunstige wijziging in de samenstelling van de zode optreden.