Daucus carota, zijn rode, gele of witte wortelen bestemd voor veevoeder. Voor menselijke consumptie teelt men bij voorkeur rode wortelen.
Het is een oud Eur., eiwitarm, gezond, gaarne door paarden en rundvee gegeten gewas. De wortelen werken vooral bij de laatste diersoort bevorderend op de groei. V. hebben geen ongunstige invloed op de smaak van de melk. In combinatie met knolgroen wordt de diarrhee, welke vaak een gevolg is van eenzijdige knolgroenvoedering, voorkomen. Mits voldoende eiwit wordt gevoerd, zou ook de melkgift gestimuleerd worden, hoewel veel minder dan door knolgroen. Ten dele rot of verschimmeld wortelloof is gevaarlijk.
Als hoofdgewas zijn v. niet aan te bevelen, omdat in vergelijking met voederbieten aan de teelt meer werk is verbonden (wieden en oogsten), terwijl de opbrengst lager is. In 1950 werd in Ned. slechts 600 ha verbouwd, waarvan 77 % rode en 23 % gele rassen. de teelt als stoppelgewas (ca 3000 ha) vindt men voorn. in N.Brab. en Limb. Men zaait zeer ondiep onder rogge in Febr.-Mrt 4-6 kg/ha nieuw- gewreven zaad op een rijafstand van 30 40 cm, bij voorkeur op vochthoudende, niet te zure percelen. Als dekvrucht zijn ook geschikt vroeg rijpende gewassen als erwten, vlas en dederzaad. Is de dekvrucht geoogst, dan wordt flink bemest met kali en stikstof (gier), terwijl de grond goed wordt losgemaakt door zwaar te eggen of te schoffelen. Door droogte kort na het zaaien of kort na de oogst (1947) kan het gewas geheel mislukken.
Een goed gewas stoppelwortelen brengt 30.000 kg/ha wortelen op met 250 kg/ha vre en 2400 kg/ha zw. Een goed gewas knolgroen b.v. brengt 500 kg/ha vre op en 2200 kg/ha zw. Stoppelwortelen leveren per ha dus veel minder eiwit op!Als stoppelgewas teelde men in 1950 ca 30% rode wortelen en 70% gele wortelen, terwijl 90%, van het totaal uit winterharde soorten bestond, nl. 30 % Robra (rood), 45% Wessemer (geel) en 15% Brabantse gele. Witte v. worden vrijwel niet verbouwd. Winterharde wortelen, waarvan het loof wel bevriest, kan men heel de winter door oogsten. Rode wortelen bevatten per kg drogestof 800-900 mg caroteen (provitamine A), tegen gele wortelen slechts 200-300 mg. De verbouw van rode wortelen neemt dan ook toe. Het hoge caroteen-gehalte van meel van gedroogde wortelen (rode) vermindert bij bewaring echter snel door oxydatie.
Pluimvee voedert men ‘s winters wel rode wortelen, al of niet in gemoesde vorm. Van wortelen, die gekuild worden, wordt het loof met de hand afgedraaid. Na rooien zijn ze minder goed houdbaar dan voederbieten. Bij zaadteelt is het gewas tweejarig. Het bloeit met witte schermen (z. ook Stoppelwortelen en Wortelen).