Indien een tak van een vruchtboom in het generatieve stadium geraakt en vruchten gaat voortbrengen, kan het niet anders of deze werken m.o.m. uitputtend, daar zij het voedsel, dat anders gedeeltelijk gereserveerd wordt, nu voor hun ontwikkeling benutten. De vrucht is dus m.o.m. als een parasiet op de tak te beschouwen en de uitputting is een physiol. verschijnsel, vandaar de term physiologische uitputting.
Is deze groot dan kan hieraan de tak of een takgedeelte te gronde gaan. Men lette op het afsterven van een 1-jarig lot van een framboos na de oogst. Als de uitputting over het gehele takgestel plaats vindt en er treedt geen inwendige regulering op dan moet dit gestel bij voortgezette vruchtbaarheid aan uitputting dood gaan. Om dit nu zoveel mogelijk te voorkomen tracht men, d.m.v. snoeien, een vernieuwde groei op te wekken, vandaar de naam verjongingssnoei.