Het verschijnsel van l. treedt op als gevolg van langdurige opslag van sommige levende veldvruchten bij te lage temp., die echter boven het bevriezingspunt moet liggen. Voorts is het optreden van het verschijnsel aan tijd gebonden.
De beschadiging uit zich bij appelen het duidelijkst in een bruine verkleuring van het vruchtvlees. Soms wordt de verkleuring eerst zichtbaar na overbrenging van de vruchten bij hogere temp. Zeer gevoelig zijn: Kesterens Wijnzuur, Bramleys Seedling, Canadareinette, Schellinkhouter en Jonathan. De vatbaarheid voor l. is bij appelen groter, wanneer zij groot en losvlezig zijn b.v. ten gevolge van sterk dunnen.
Bij peren gaat bij l. het vermogen om na te rijpen verloren, terwijl er vaak tevens bruinkleuring van het vruchtvlees optreedt (Comtesse de Paris, Beurré Clairgeau, Conference, Légipont).
Pruimen en perziken krijgen ten gevolge van l. een vale schil, welke bij pruimen gemakkelijk van het glazige weefsel loslaat.
Ook sinaasappelen en bananen kunnen door de l. aangetast worden. De kritische temp. ligt respectievelijk bij ca 50 C en 110C. Voor appelen is deze ongeveer 1 à 20C., al naar de var. De peren zijn gevoelig tussen 1 en 70 C.