noemt men in de bosbedrijfsecon. de toename van de eenheidswaarde (d.i. de waarde per m3) van het hout van een boom of een opstand bij toenemende leeftijd. In de jeugd is deze k. groot om, zodra de meest gangbare houtsortimenten zijn bereikt, belangrijk te dalen en tot praktisch nul of een negatieve waarde terug te vallen (z.
Aanwas).