1. (van grond) Aanspoeling; natuurlijke vergroting van de grond aan zee- en rivieroevers. Deze vergroting behoort aan de eigenaar van de grond, waar zc op zuiver natuurlijke wijze is ontstaan.
Heeft echter de Staat aan de rivier kribbengelegd, dan behoort de daardoor veroorzaakte a. aan de Staat (Rivierenwet) ; er wordt dan tussen de particuliere eigenaar en de Staat een afgrenzing (delimitatie) tot stand gebracht. Ook aan de zeekusten, van Groningen b.v., komen delimitaties tussen de oevereigenaren en de Staat, langs vrijwillige weg, tot stand. In het gebied der Zeeuwse en Z.-Holl. eilanden bestaan nog oude rechten van a., door de vroegere landsheren aan ambachtsheren en aan ondernemers van bedijkingen toegekend.
In België is deze vorm van natrekking meer bekend onder de naam van ‘aanslijking’ (Alluvio-Atterrissement). A. komt ten bate aan de boordeigenaar, zonder onderscheid tussen de bevaarbare en de onbevaarbare waterlopen. Evenwel moet in het eerste geval de boordeigenaar het voet- of jaagpad vrijlaten overeenkomstig de verordeningen (Belgisch B.W. art. 556). (Vgl. ook Aanwerping.)
2. (bosb.) A. of bijgroei noemt men de vermeerdering van de afmetingen van een boom of een opstand tengevolge van de groei. Men onderscheidt lopende a., waaronder men verstaat de vermeerdering van jaar op jaar; periode-a. d.i. de vermeerdering in een bepaalde periode; totale a., de a. van het kiemjaar tot de bereikte leeftijd, en doorsnee-a., waaronder begrepen wordt de gemiddelde a. gedurende een bepaalde leeftijd, of de gehele levensduur van een boom of opstand.
Verder spreekt men van hoogte-, dikte-, grondvlak- of massa-a. De a. van een opstand kan berekend worden alleen voor de blijvende opstand na 'dunning, of voor de blijvende opstand en de dunningen tezamen. De laatste wijze is de meest juiste. In opbrengst tafels vindt men voor verschillende houtsoorten en 'boniteiten, voor 5- of 10-jarige leeftijdstrappen de lopende massa-a. (Z1) per ha aangegeven, w.o. in dit geval begrepen wordt de doorsnee massa-a. gedurende één leeftijdstrap en de doorsnee-massa-a. (Zd) d.i. de gemiddelde totale a. tot die leeftijd. De lopende a. neemt in de jeugd toe om op een bepaalde, voor elke houtsoort specifieke, leeftijd een maximum te bereiken om daarna weer geleidelijk af te nemen. De totale aanwaslijn is dientengevolge een S-kromme, die op hoge leeftijd een absoluut maximum bereikt en op nog hogere leeftijd zelfs kan dalen, wanneer het verlies door rotting hoger wordt dan de bijgroei.
De doorsnee-a. is eerst kleiner dan de lopende a., blijft echter na de culminatie van de lopende a. stijgen, tot hij zijn max. bereikt op het tijdstip, dat hij gelijk wordt aan de lopende a. Hierna daalt de doorsnee-a., maar blijft steeds groter dan de lopende a. Voor de duurzame opbrengstregeling van een bosgebied vormt de lopende a. naast de houtvoorraad de belangrijkste grondslag.
In de bosbedrijfseconomie onderscheidt men naast de massa-a. nog de kwaliteits-a. d.i. de vermeerdering van de eenheidswaarde van het hout bij toenemende leeftijd en de duurte-a. d.i. de toename van de prijs derzelfde houtsortimenten in de loop der jaren. Uit de massa-, kwaliteits- en duurte-a. resulteert tenslotte de waarde-a. van een boom of een opstand. Drukt men bovengenoemde 3 vormen van a. in procenten uit, dan is het waardeaanwasprocent bij benadering gelijk aan de som der samenstellende aanwasprocenten. J.H.BECKING.