Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Kostprijsberekening

betekenis & definitie

heeft i.h.a. tot doel de leider van een bedrijf de kosten te doen kennen van de voortgebrachte producten. Het beschikken over deze kostprijsgegevens kan voor vele beheersdaden van groot belang zijn, waarvan de keuze van de voort te brengen producten en de beoordeling van bereikbare verkoopprijzen wel de voornaamste zijn.

De wijze, waarop de kostprijs van een product moet worden berekend, is aan vee! discussie onderhevig geweest. De oude opvatting hierover was, dat de kosten van een product bestonden uit de voor de voortbrenging daarvan werkelijk betaalde bedragen. Hieronder werden dan echter naast de zuivere kasuitgaven ook begrepen het verbruik van voorradige materialen en een berekend bedrag voor het gebruik van de machines. de bedragen voor materiaal- en machinegebruik werden dan weer gebaseerd op de uitgaven, die men voor de aanschaffing daarvan vroeger had moeten doen. De aldus berekende kostprijs wordt thans gewoonlijk met de naam historische kostprijs of uitgaafprijs aangeduid. Verdere onderzoekingen toonden echter aan, dat aan deze wijze van berekenen van kostprijzen vele nadelen zijn verbonden, omdat de aldus berekende kostprijs niet aangeeft, wat het produceren van een bepaald product nu eigenlijk precies voor een bedrijf financieel betekent.

In de eerste plaats niet wat de waarde van de gebruikte productiemiddelen (grondstoffen, arbeid enz.) betreft: Ais b.v. een bepaalde grondstof een jaar geleden voor f 5,— per kg is gekocht, terwijl de prijs nu f 10,— per kg zou zijn, dan betekent dat voor het bedrijf, dat de aanwezige voorraad van dat artikel alleen tegen de hogere prijs van f 10,— kan worden vervangen, indien de aanwezige voorraad voor het maken van eindproducten wordt gebruikt (terwijl vervanging van de voorraad voor het bedrijf i.h.a. altijd noodzakelijk is). de waarde, die deze voorraad voor het bedrijf vertegenwoordigt, is dan ook niet f5,— maar f 10, - per kg. Door een kostprijs te berekenen op grond van f 5,— per kg grondstof en op die te lage kostprijs de verkoopprijs te baseren, berokkent het bedrijf zichzelf een schade van f5,— per kg grondstof. Immers, als de voorraad oorspronkelijk een waarde van in totaal f 5.000,—- had en men voor de productie van één exemplaar van een bepaald artikel 1 kg grondstof nodig zou hebben, dan was de voorraad dus voldoende voor de productie van 1.000 exemplaren. Verkoopt men deze 1.000 exemplaren dan voor een prijs, waarin slechts f 5,— voor de grondstof is berekend, dan kan men met de voor de grondstoffen terug ontvangen f 5.000,— bij de tot f 10,— gestegen grondstoffenprijs slechts 500 kg grondstof weer aanschaffen. Had men de prijs van het eindproduct direct bij de prijsstijging van de grondstoffen op de hogere grondstofprijs gebaseerd, dan had men de volledige voorraad van

1.000 kg grondstof uit de verkoopopbrengst van het eindproduct kunnen vervangen. Om het bedrijf in de bestaande omvang te kunnen voortzetten is het dus nodig steeds met deze vervangingswaarde van de aangekochte productiemiddelen rekening te houden in plaats van met de werkelijke aanschaffingsprijs.

In de landb. komt het verder regelmatig voor, dat producten, die binnen het bedrijf voortgebracht zijn, weer worden gebruikt als grondstof bij een volgend productieproces. Zo worden b.v. zelfverbouwde rogge en aardappelen aan het eigen vee vervoederd en worden pootaardappelen uit eigen bedrijf als pootgoed voor de volgende oogst gebruikt. In dgl. gevallen kan men niet zeggen, dat de aardappelen enz. niets gekost hebben, maar moet men er rekening mee houden, dat indien zij niet in eigen bedrijf verbruikt zouden zijn, deze hadden kunnen worden verkocht, zodat daarmee een bepaalde opbrengstprijs zou zijn verkregen. Men noemt deze opbrengstprijs, dus i.h.a. de opbrengst, die in de op één na beste gebruiksmogelijkheid (hier dus verkoop) kan worden verkregen, de alternatieve opbrengst en het is deze alternatieve aanwendingsmogelijkheid, die bepaalt tegen welke prijs een eenheid van een in eigen bedrijf voortgebracht productiemiddel gewaardeerd moet worden voor het berekenen van de kostprijs.

In de tweede plaats is de bepaling van de verbruikte hoeveelheid van de productiemiddelen bij de historische kostprijsberekening niet juist. M.n. in de landb. is het immers zo, dat de omvang van de bereikte productie, dus de voortgebrachte hoeveelheid door een groot aantal onbeheersbare factoren wordt beïnvloed, waardoor zowel de gebruikte hoeveelheden productiemiddelen (m.n. de hoeveelheid arbeid) als de productieresultaten van jaar tot jaar sterk kunnen uiteenlopen. Er is hier dus geen sprake van een exact verband tussen kosten en opbrengsten. Bij de voortbrenging van een product kunnen zich bovendien verspillingen voordoen, als in een bepaald geval meer grondstoffen of arbeid wordt gebruikt dan econ. noodzakelijk of verantwoord is. Het is niet juist deze verspillingen in de kostprijs op te nemen, omdat ze {zijnde niet onvermijdelijk, dus econ. niet verantwoord) door een betere controle of betere werkmethoden voorkomen kunnen worden. In plaats van met de werkelijk gebruikte hoeveelheden productiemiddelen voor een bepaald product (die dus tol op grote hoogte van toevallige factoren afhankelijk zijn) dient daarom met de genormaliseerde hoeveelheden productiemiddelen te worden gerekend.

Op grond van deze en andere gebreken in berekening van de historische kostprijs, wordt deze berekening thans algemeen als foutief beschouwd, zodat thans de kostprijs van een product wordt omschreven als de som van de in geld uitgedrukte kosten, die bij doelmatige bedrijfsvoering in een bepaald bedrijf voor de voortbrenging van dat product econ. onvermijdelijk zijn. Ter onderscheiding van de historische kostprijs (die dus geen kostprijs is) worden de aldus berekende kosten wel aangeduid als standaardkosten.

Indien de standaardkosten op meer dan één eenheid product betrekking hebben, omdat in één productieproces een groot aantal gelijke eenheden product worden voortgebracht, worden de standaardkosten van het totale productieproces gedeeld door de normale hoeveelheid (= standaardhoeveelheid: producten, die in een productieproces wordt verkregen (dus ook hier niet het toevallige werkelijke aantal) om de kostprijs per eenheid product te berekenen.

Verder worden niet alleen standaardbedragen vastgesteld voor de directe kosten, doch eveneens voor de indirecte kosten. Het opstellen van de standaardhoeveelheden en -bedragen kan geschieden op grond van schatting door deskundigen, door een speciaal onderzoek naar de nodige gegevens in te stellen, gepaard gaande met nauwkeurige waarnemingen (tijdstudies), of op grond van de reeds bestaande administratie (van indirecte kosten b.v.).

Het bovenstaande geldt voor alle bedrijfstakken en is dus ook van toepassing op het landbouwbedrijf, waar i.v.m. de in de eerste na-oorlogse jaren gebruikelijke prijsvaststelling door de Overheid, de k. in het middelpunt der belangstelling heeft gestaan. Door het L.E.I. is op dit terrein sinds 1940 belangrijk werk verricht, enerzijds door het verzamelen van veel documentatiemateriaal, dat voor de opstelling van standaardkostenberekeningen nodig was, anderzijds door het ontwikkelen en toepassen van een methode van k. voor landbouwproducten. Voorzover de beschikbare gegevens het toclalen (betreffende enkele relaties in het rundveehouderijbedrijf -o.a. het verband tussen voeder en melk- en vleesproductie - is nog geen of onvoldoende basismateriaal beschikbaar) wordt daarbij met standaardkosten gewerkt. Een aantal gegevens, voor deze berekening nodig, wordt aan de door het L.E.I. bijgehouden boekhoudingen ontleend, andere gegevens worden door informatie bij deskundigen in het betrokken gebied verzameld, terwijl de gehele berekening ten slotte door een Commissie van Advies aan de praktijk wordt getoetst.

T.a.v. de betekenis van de k. voor de bedrijfsvoering op landbouwbedrijven moet uitdrukkelijk worden opgemerkt, dat de kostprijs steeds gezien moet worden binnen het kader van het gehele bedrijf. De beoordeling van de bedrijfsvoering kan dan ook beter geschieden naar aanleiding van de exploitatierekening dan op grond van de kostprijzen zonder meer.

In de L.E.I.-berekeningen wordt de kostprijs daarom zoveel mogelijk binnen de rentabiliteitsberekening van typebedrijven geplaatst.

J. A. KUPERUS.

< >