I. ( plantk.) Onder de invloed van de prikkel van schimmels, bacteriën, insecten en viren kunnen planten plaatseiijk een sterkere groei vertonen, als gevolg waarvan opzwellingen, gallen of kankerachtige gezwellen ontstaan. Zijn sommige gezwel-, gal- of kankervormende organismen voor hun gastheer nauwelijks schadelijk, andere daarentegen kunnen zo sterk ingrijpen in de opbouw van de weefsels en daarmee in de stofwisseling van hun waardplant, dat ernstige plantenziekten daarvan het gevolg zijn.
Van k. spreekt men, wanneer de plant op de aantasting reageert door het vormen van een callusweefsel, dat de wond omwalt en dat aanzienlijke afmetingen kan aannemen. Het meest bekend is de k. van de appel veroorzaakt door de schimmel Nectria galligena BRES. Ook de bacteriekanker van pruim en kers en de larixkanker komen veel voor. de bestrijding van k. wordt gezocht in hygiënische maatregelen, waarvan de belangrijkste is het uitsnijden van de kankerplekken en het behandelen van de wonden met kankerdood of andere middelen. In de praktijk spreekt men ten onrechte ook van k., wanneer een rot optreedt aan de voet van de plant, zoals bij aardbei, klaver, azalea e.a. planten (z. ook wortelknobbel, veroorzaakt door Agrobacterium tumefaciens (SMITH et TOWNS.) Conn).
2. ( veet.) Kwaadaardig gezwel, dat moeilijk te genezen is, gemakkelijk uitzaait door het lichaam en zodoende zeer gevaarlijk kan zijn. Bij grote huisdieren komt k. praktisch niet voor.