fam. Leguminosae, onderfam.
Caesalpinioideae, in Sur., doch ook elders in trop. Am. voorkomende boomsoort. Andere namen zijn: courbaril, locust, jutahy, jatoba, algarroba en guapinol. De snelgroeiende boom, die verspreid in het: oerbos voorkomt, heeft een brede kroon en bereikt een hoogte van 35 m bij een diameter van 2 m en meer. De bloemen zijn meestal groot en wit of roodachtig van kleur. De houtige peulen bevatten enkele tot verscheidene zaden, ingebed in een zoete, eetbare pulp. Het hout is vers vleeskleurig, doch wordt aan het licht bruinrood tot donker roodbruin. Het is zeer hard en zeer zwaar, sterk, rechtdradig en duurzaam. Men gebruikt het in de woning- en de scheepsbouw, voor meubels, wielvelgen, enz. De boom levert verder een soort gomachtige hars, in de handel bekend als Z. Am. copal, die voorn. gebruikt wordt voor bepaalde vernissen. De bast beval looistof. De inheemse bevolking vervaardigt van de bast canos. De aanplant van deze waardevolie houtsoort is met succes beproefd in de laagland-moessonbossen van Java.