is een inrichting aan een landbouwtrekker, bestaande uit oliepomp, hefcylinder en hefas met 2 hefarmen. Aan de hefarmen kan een werktuig worden bevestigd, dat hierdoor kan worden opgeheven en neergelaten.
Meestal bevindt de oliepomp zich boven de achterbrug. Zodra de motor van de trekker loopt, werkt de pomp. De hefinrichting wordt in werking gesteld door een korte handel, die gemakkelijk van de zitplaats af te bereiken is.Bij vele wieltrekkers behoort de h.h. tot de standaarduitvoering, bij andere kan de h.h. naar verkiezing worden aangebracht. Een h.h. heeft vooral betekenis bij gebruik van aangebouwde werktuigen (z.g. aanbouwwerktuigen).
Bij de zwaarste wieltrekkers (40-50 pk) heeft een h.h. weinig zin, omdat deze trekkers worden gebruikt voor stationnair werk, b.v. het aandrijven van een dorsmachine, of als trekkracht voor grondbewerkingswerktuigen, die door hun grote gewicht en omvang niet kunnen worden aangebouwd, omdat de voorwielen van de trekker bij het lichten omhoog zouden gaan.
Sporadisch treft men trekkers aan met mechanische of pneumatische hefinrichting. Het mechanisch heffen geschiedt doordat de motorbeweging via tandwielen op de hefas met hefarmen wordt overgebracht. Bij de pneumatische hefinrichting vindt de krachtoverbrenging plaats door luchtdruk.