is de wetenschap, die zich bezig houdt met het evenwicht en de beweging van vloeistoffen in het bijzonder water) op praktische grondslag. Men onderscheidt hydrostatica (leer van het evenwicht) en hydrodynamica (bewegingsleer).
De laatste in het bijzonder is voor cultuurtechnici van belang.I.h.a. kan gezegd worden, dat de stroming van water in de eerste plaats bepaald wordt door de verhouding tussen de snelheid, waarmede het water zich beweegt. en het verhang, dat daarvoor nodig is. Zijn snelheid en verhang recht evenredig, dan spreekt men van laminaire beweging (grondwaterbeweging b.v.); is het verhang evenredig met het kwadraat van de snelheid, dan spreekt men van turbulente beweging (alle normale stromingen, ook die, welke voor het oog zeer rustig verlopen).
De 2e factor, die van belang is, is de wandruwheid. Men voert daarvoor empirische coëfficiënten in: bij grondwaterstroming de doorlatendheidsfactor k, bij open stromingen de ruwheidscoëfficiënt C. Ten slotte speelt bij de open stromingen nog de vorm van het profiel een rol, welke men tot uitdrukking brengt met de hydraulische straal R.
De formules krijgen daardoor de volgende vorm:
laminaire stroming v = k.I ,
turbulente stroming V = C.R ½ I ½ . In de laatste formule hangt C (coëfficiënt van CHEZY geheten), behalve van de wandruwheid, ook af van de hydraulische straal. In Eng. sprekende landen wordt ter vereenvoudiging veel gebruikt de formule V = K.R ⅔ :. IX ⅓ waarin K een getallenwaarde voorstelt (voor een gewone sloot is K = 30 à 35).