is de richting, die men met de fokkerij uitgaat. Deze kan steeds dezelfde zijn, wat voor de fokkerij het gunstigst is, maar soms ook worden gewijzigd, omdat trien meent, dat de dieren dan beter zijn aangepast aan de eventueel gewijzigde omstandigheden.
Zo is b.v. bij het warmbloed landbouwpaard in het begin van deze eeuw de f. geweest het fokken van een koetspaard, een paard met luxe bewegingen en niet te zwaar, maar door de concurrentie van de taxi is men zich meer gaan toeleggen op het fokken van een paard, dat zwaarder was en beter paste bij de eisen, die het boerenbedrijf aan het paard stelde. Hier veranderde dus de f. Wijzigingen in f. heeft men ook doorgemaakt in de varkens- en rundveefokkerij.