Bij een kruising van zwartkaf met geelkaf haver (NILSSON EHLE) was de F1 zwartkaf en de F2 vertoonde een splitsing in 12 (9 + 3) zwartkaf: 3 geelkaf: 1 witkaf, blijkbaar een splitsing voor twee factorenparen, elk met dominante erfelijkheid: het factorenpaar Z-z (Z = ‘zwartfactor’) en het factoren paar G-g (G = ‘geelfactor’). De normale dominant-bifactoriële splitsing geeft vier phaeno-typen (9:3:3:1).
De hier te onderscheiden drie phaeno-typen (12:3:1) zijn9 Z.G. & 3 Z.gg ➝ 12 zwart; 3 zzG. ➝ 3 geel ; 1 zzgg ➝ 1 wit.
Het dubbel recessieve type is wit (1 zzgg). De dominante factor G maakt hiervan geel (3 zzG.). de dominante factor Z. maakt de kafkleur tot zwart (3 Z.gg) en de dominante factor G. kan die zwarte kleur niet verder veranderen (9 Z.G.). Men spreekt hier van e. en noemt de dominante zwartfactor epislalisch over de dominante geelfactor (en omgekeerd de laatste hypostatisch t.o.v. de eerste). Meer algemeen geformuleerd is er dus sprake van e. (en hypostasie), wanneer de werking van een factorenpaar (hier G-g) niet tot uiting kan komen, indien van een tweede factorenpaar (hier Z-z) de dominante factor aanwezig is (Z).